Executeren

Van tijd tot tijd komt de vraag op of een executoriale titel ten name van de erflater geëxecuteerd mag worden tegen een erfgenaam van de schuldenaar zonder dat tegen die partij een afzonderlijke titel is verkregen.

Executie “tegen” een niet schuldenaar of veroordeelde is geen onbekende in ons rechtssysteem. Meest in het oog springt de in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot maar dan is de gemeenschap hetgeen waarop men zich verhaalt. De partner is geen schuldenaar, wel geëxecuteerde op grond van een nogal vreemd arrest van de HR 23 oktober 1998, NJ 1999,130. Ingevolge die uitspraak moet sindsdien in een beslag de partner vaak mede als beslagene worden vermeld, ook al is die niet veroordeeld.

Andere voorbeelden zijn diegenen die op grond van art. 3:281 jo 284 BW, vertaald in 435 leden 2 en 3 (en dan met name lid 3) Rv, uitwinning moeten gedogen. Een echte exoot is de uitwinningsbevoegdheid op grond van art. 565 lid 3 Rv, waarbij de nieuwe eigenaar van een schip zich executie voor schulden van de oude eigenaar moet laten welgevallen. Expliciete bepalingen dus.

In de afgelopen 10 jaar is een dergelijke kwestie voor zover mij bekend drie keer onder de rechter geweest:

Rechtbank Rotterdam 26 januari 2006 (ongepubliceerd)

(..)

Ingevolge artikel 4:182 van het Burgerlijk Wetboek volgen met het overlijden van de erflater zijn erfgenamen van rechtswege op in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap en worden zij van rechtswege schuldenaar van de schulden van de erflater die niet met zijn dood tenietgaan.

Als al juist is de stelling van eiseres dat gedaagde enig erfgenaam is van X, dat gedaagde dientengevolge als erfgenaam van rechtswege schuldenaar is van de schulden van X en dat gedaagde uit dien hoofde het door X verschuldigde aan eiseres dient te betalen, kan niet worden ingezien welk belang eiseres heeft bij toewijzing van de geldvordering uit hoofde van het vonnis van de sector kanton jegens gedaagde. Met dit vonnis van 30 augustus 2005 heeft zij immers al een executoriale titel die zij jegens gedaagde als rechtsopvolger onder algemene titel kan executeren.

Voorzieningenrechter rechtbank Zwolle Lelystad 8 januari 2010 (renvooi 438 lid 4 Rv, ongepubliceerd)

(..)Ingevolge art. 4:13 lid 2 verkrijgt gedaagde (de weduwe) de goederen van de nalatenschap en komt vereffening van de schulden voor haar rekening. Dit betekent dat de vordering van executant door vererving is overgaan op gedaagde, Voorzieningenrechter rechtbank Oost-Brabant 6 november 2013 (renvooi art. 438 lid 4 Rv, RBOBR:2013:6230)

(..)

4.6. In het onderhavige geval zijn gedaagden van rechtswege schuldenaar geworden van de vordering die eiseres blijkens de hypotheekakte als hypotheekhouder had op wijlen mevrouw

[X] als hypotheekgever.

4.7. Ingevolge artikel 4:184 lid 1 Rv kunnen schuldeisers van de nalatenschap hun vorderingen op de goederen der nalatenschap verhalen. Ingevolge het 2e lid onder a van dit artikel – voor zover hier van belang – is een erfgenaam niet verplicht een schuld der nalatenschap ten laste van zijn overig vermogen te voldoen, tenzij hij zuiver aanvaardt.

4.8. Vast staat dat gedaagden als erfgenamen van wijlen mevrouw [X] de nalatenschap zuiver hebben aanvaard. Rechtsgevolg van zuivere aanvaarding is dat schuldeisers van de nalatenschap verhaal hebben op het eigen vermogen van de erfgenamen.

4.9. Gelet op deze zuivere aanvaarding is geen sprake van een wettelijke vereffening als bedoeld in artikel 223 lid 1 BW (bedoeld zal zijn 4:223lid 1 BW, red) De beperking genoemd in dit artikel is derhalve in het onderhavige geval niet van toepassing.

4.10. Voorshands moet worden aangenomen dat de grosse van de onderhavige hypotheekakte een executoriale titel oplevert jegens gedaagden als erfgenamen van wijlen mevrouw [X].

(..)

De hoofdregel dat verhaalsuitoefening door de schuldeiser van de nalatenschap mogelijk is jegens de erfgenamen die blijkens het boedelregister de nalatenschap zuiver hebben aanvaard, is door de Hoge Raad nog (eens) bevestigd in zijn uitspraak van 9 november 2012 ECLI:NL:HR:2012:BX7468.

Niemand zal serieus de aansprakelijkheid van de erven betwisten gezien alle wettelijke bepalingen en jurisprudentie maar dat geldt in zoveel gevallen: zie bijvoorbeeld art. 1:102 BW, art. 18 K als voor de deurwaarderspraktijk wel heel bekende gevallen en toch zal niemand het (hopelijk) in zijn hoofd halen in een dergelijk geval zonder nadere veroordeling tegen de ex echtgenoot of niet veroordeelde firmant te executeren. Dat dat laatste niet mag is zelf uitdrukkelijk door de HR beslist in het zgn. Hamer arrest HR 18 december 1959, NJ 1960, 121, nog herhaald in Rechtbank Utrecht 29 september 2010 LJN BN8620.

Inderdaad: bij erven hebben we het over overgaan van een schuld, bij 18 K is die er vanaf het begin.

De wet kent geen spiegeldbeeld naar de schuldenaar van 6:142 BW, uitgewerkt in 431a Rv. Het beslagrecht is een gesloten systeem: dat sluit naar mijn mening de weg af die de rechters zonder serieuze onderbouwing kiezen. Vooral dat laatste is frustrerend. De rechters hebben naar mijn mening in alle gevallen materieel en formeel recht verward. Zonder een uitdrukkelijke wettelijke bepaling kan een titel tegen een erflater niet tegen een erfgenaam worden geëxecuteerd. Hetzelfde geldt bij fusie: de verkrijgende partij is wel gebonden aan een beslissing tegen de verdwijnende partij maar men mag de titel naar mijn mening niet “rechtstreeks” executeren.

 

Mijn dank aan de collega Thijs van Lierop voor het beschikbaar stellen van de niet gepubliceerde uitspraken en commentaar op een eerdere versie van dit blog..