Te dezer zake woonplaats gekozen hebbende enz….
Allereerst vraag ik me af of het wel Nederlands is maar het zegt eigenlijk niets. Wat voor gekozen woonplaats is dit? Art. 1:15 stelt de nodige eisen die volgens mij zelden allemaal vervuld worden. Ik heb met name heel grote twijfels of er altijd wel een schriftelijk stuk bestaat.
Een gekozen woonplaats om te dagvaarden kan heel handig zijn: geen gezeur met verifiëren of weigeren maar de problemen beginnen wel als de betrokkene vervolgens in een procedure niet verschijnt, dan zal de rechter gaan vragen om schriftelijk bewijs van die woonplaatskeuze. Op zo’n moment komt de vraag op wie aan de deurwaarder heeft aangegeven dat de gedaagde ergens woonplaats kiest. Als het de opdrachtgever een advocaat is zal die ook de gevolgen moeten dragen want de deurwaarder mag op zijn mededeling afgaan. Bij een andere opdrachtgever zal de deurwaarder hopelijk kritischer zijn. Bij legio echtscheidingsbetekeningen op grond van 816 Rv ontbreekt volgens mij dat stuk, daar vloeit nooit bloed over omdat men verschijnt.
Soms helpt/dwingt de wetgever. De domiciliëring op grond van art. 79 lid 2 en 111 lid 2 sub b en c blijven in stand gedurende de procedure en voor het instellen van een rechtsmiddel op grond van art. 63 Rv. Het is dan wel zaak er op te letten dat een gemachtigde voldoet aan de eisen van die bepaling, anders loopt het nog op een drama uit[1]. Bij een beroep op 63 Rv is zuiverheid in taalgebruik gewenst. Wordt dus exploot gedaan aan een gekozen woonplaats ingevolge executie dan heeft dat als zodanig te blijken. Is het een rechtsmiddel dan moet wel duidelijk zijn dat betrokkene in de vorige instantie er laatstelijk woonplaats heeft gekozen.
Art. 63 Rv heeft een roerige geschiedenis: het artikel was koud ingevoerd op 1 oktober 1985 of de HR schoot er al een gat in op 27 juni 1986, NJ 1987, 764. Het artikel verloor daardoor zijn kracht onder het HBV. Het werd nog vervelender onder de Betekeningsverordening op 17 januari 2003, NJ 2003, 113 dat het artikel nog net niet terzijde stelde.
(..)
in de door de verordening bestreken gevallen kan de betekening aan de laatstelijk gekozen woonplaats op de voet van art. 63 lid 1 Rv niet in de plaats komen van betekening met inachtneming van de voorschriften van de verordening…
…zij dient vergezeld te gaan of binnen een korte, op veertien dagen te stellen, termijn te worden gevolgd door verzending van het desbetreffende stuk aan een ontvangende instantie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de verordening ter betekening aan de betrokkene.
(..)
De in het arrest opgenomen eis om ook ter betekening te verzenden heeft tot veel ongelukken geleid en werd pas in de nieuwe betekeningsverordening gerepareerd met de zgn. overweging 8. In de conclusie van AG Keus van 23 januari 2016[2] werd weer uit de parlementaire geschiedenis bij de invoering van de Bet-Vo II geciteerd.
- Bij de parlementaire behandeling van Wet van 29 mei 2009 tot wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1393/2007 is daarover onder meer het volgende opgemerkt:
“Bij de onderhandelingen over de nieuwe verordening 1393/2007 is expliciet aan de orde geweest of in gevallen waarin het nationale recht betekening aan de gemachtigde in de vorige instantie toestaat, de verordening van toepassing is. De leden van de raadswerkgroep en de vertegenwoordigers van de Commissie waren van oordeel dat dit niet het geval is omdat hier niet sprake is van een situatie waarin een stuk «van een lidstaat naar een andere lidstaat moet worden verzonden ter betekening of kennisgeving aldaar» (artikel 1, eerste lid, verordening, op dit punt ongewijzigd ten opzichte van verordening 1348/2000). Om dit te verduidelijken, mede met het oog op de Nederlandse situatie van artikel 63, eerste lid, Rv en de interpretatie van de Hoge Raad van verordening 1348/2000 en artikel 56 Rv, is overweging 8 in verordening 1393/2007 opgenomen. Daarin wordt expliciet gemeld dat de verordening «niet van toepassing [is] op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij».
Ter uitvoering hiervan wordt voorgesteld de tweede volzin van artikel 56, derde lid, Rv te schrappen. Daarnaast bevat het wetsvoorstel een voorstel voor een toevoeging aan artikel 63, eerste lid, Rv, inhoudend dat de betekening aan de advocaat of deurwaarder in vorige instantie overeenkomstig die bepaling mogelijk is, ook als het stuk bestemd is voor een persoon die een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in een andere Staat waar de verordening 1393/2007 van toepassing is”
De domiciliëring wordt als het ware opgerekt want formeel eindigt ze bij het vonnis.
Er zijn in de loop ter tijd al een paar heel akelige ongelukken[3] gebeurd bij betekening van uitspraken aan het procesdomicilie van (meestal de) gedaagde in kort geding.
Een hoop ellende wordt voorkomen gewoon wordt nagedacht en het beestje bij de juiste naam wordt genoemd. Bij toepassing van 63 Rv is te verwijzen naar of de vorige instantie of het executie-exploot. Als de kale term wordt gebruikt “te dezer zake woonplaats gekozen hebbende” mag dat enkel gekoppeld worden aan een 1:15 BW domicilie.
Om een collega te citeren: je kiest woonplaats of je kiest het niet. Uitdrukkelijk woonplaats kiezen is net zo’n onzin als onuitdrukkelijk. Als die eenvoudige spelregels worden toegepast kan veel gezeur worden voorkomen.
[1] Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 12 januari 2016 ECLI:NL:GHSHE:2016:58
[2] ECLI:NL:PHR:2015:65
[3] Onder meer Gerechtshof Arnhem 16 december 2008 ECLI:NL:GHARN:2008:BH3715
Meer informatie en vragen
Voor aanvullende informatie of vragen kunt u contact opnemen met Maarten Verheij, gerechtsdeurwaarder bij De Best & Partners Gerechtsdeurwaarders en Incasso, www.debestenpartners.nl, via m.verheij @debestenpartners.nl of bel even: 023-5613465