Op 16 februari jl. is het wetsvoorstel Wet vereenvoudiging beslagvrije voet aangenomen door de Kamer en is er een belangrijke stap gezet naar een betere bescherming van het bestaansminimum van mensen met schulden.

Om ervoor te zorgen dat mensen immers voldoende geld moeten overhouden om van te leven, zorgt de zogenoemde beslagvrije voet daarvoor. De nieuwe regeling zorgt ervoor  dat de berekening van de beslagvrije voet eenvoudiger is en het proces van beslaglegging zodanig is ingericht dat beslagleggende partijen beter op de hoogte zijn van elkaars incassoactiviteiten. Dat vergroot de kans dat mensen met schulden een stabiele financiele situatie kunnen bereiken.

De contouren schetste ik in mijn eerder blog van 4 augustus 2016. Wat is er gerealiseerd en hoe gaat de implementatie werken?

Het systeem van de innende deurwaarder die het “gebouw” aanstuurt, is voor een klein deel gerealiseerd. Ik klink nogal negatief omdat de fiscus helaas heeft verhinderd dat de (gerechts)deurwaarder volledig greep op het systeem gaat krijgen.

In het nieuwe 478 Rv is de zgn. coördinerend deurwaarder vorm gegeven. In combinatie met nieuwe artikel 19 IW kunnen er zich drie figuren voordoen:

1) een beslag gelegd door een deurwaarder;

2) een beslag gelegd zonder tussenkomst van een deurwaarder, een zogenaamd vereenvoudigd beslag;

3) een vordering ex artikel 19 IW;

Artikel 478 Rv bepaalt dat alleen als een vereenvoudigd beslag is gelegd voor een hoger bevoorrechte vordering gevolgd door een beslag gelegd door een deurwaarder de vereenvoudigd beslaglegger als coördinerend deurwaarder optreedt. Bij een vereenvoudigd beslag voor een vordering van gelijke (en lagere) rang gaat de deurwaarder van het daarna gelegde beslag verdelen en bij een “gewoon” beslag gevolgd door een vereenvoudigd beslag blijft de deurwaarder verdelen.

De regeling van artikel 478 Rv wordt alleen door een vordering ex artikel 19 IW doorbroken als die artikel 19 IW vordering is gedaan voor een vordering die een hogere voorrang heeft dan de vorderingen waarvoor de andere beslagen zijn gelegd. Een vordering ex artikel 19 voor een vordering van gelijke rang, zoals gemeentelijke belastingen, doorbreekt de regeling van artikel 478 niet, dit is dus echt nieuw.

Zoals te verwachten was behoudt de fiscus haar bankvordering en verrekeningsmogelijkheden. Erg jammer is ook dat de fiscus er in geslaagd is de zgn. hufterbepaling, die het mogelijk maakt beslagverboden te doorbreken en toch 10% af te romen, te behouden. Het is bizar dat de Staatssecretaris dit heeft geaccepteerd want het betekent dat mensen die toch al op het absolute minimum zitten toch weer 10% kwijtraken. Het bestaanminimum dat een beslagvrije voet geacht wordt te zijn is kennelijk geen minimum als de overheid een vordering heeft!

Weinigen zullen er daarbij bij stil staan hoe ruim de leidraad invordering[1] op dit punt is in art. 19.1.7. Bedenk wel dat dit artikel generiek is en dus ook gebruikt kan worden door gemeentes die het uitbesteden aan private bedrijven die zich onttrekken aan toezicht door de ombudsman en ook niet onder een wettelijk tuchtrecht vallen. De laatste is niet mijn vriend maar hij heeft wel het noodzakelijke apparaat om mistanden te signaleren. Iemand die de keus maakt tussen een belastingaanslag en alimentatie ten gunste van de alimentatie valt al onder de categorie notoire wanbetaler.

Wie stelt de beslagvrije voet vast. De wet zwijgt er over maar de bal ligt nu voor 100% bij de deurwaarder. Helaas heeft de wetgever niet in de wet niet bepaald dat de deurwaarder dit namens de executant doet maar slechts volstaan met het melden daarvan in de toelichting.

Er zijn door partijen ook zaken onbenoemd gelaten: de 65plusser gaat er op achteruit, zoals ook uitdrukkelijk in de toelichting is aangegeven. Het meeste nog miste ik MKB-VNO in de maatschappelijke en politieke discussie: de verhoging van de beslagvrije voet voor vrijwel alle andere groepen van schuldenaren, waardoor de ruimte voor beslagleggers nog kleiner wordt. Een plus is wel weer dat de gevolgen van de participatiewet (kostendelersnorm) worden opgeheven zodat ook kleine uitkeringen onder beslag komen.

Wat mij op dit moment het meeste bezighoudt is het overgangrecht.

ARTIKEL XXII. OVERGANGSRECHT WETBOEK VAN BURGERLIJKE

RECHTSVORDERING

  1. Indien voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet beslag is gelegd op een periodieke vordering tot betaling waaraan een beslagvrije voet is verbonden, blijft de door de deurwaarder volgens het recht dat gold voor de datum van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel vastgestelde beslagvrije voet van toepassing, tot het moment dat de beslagvrije voet door de deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder opnieuw wordt vastgesteld op grond van een van de in artikel 475d, derde of vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde situaties.
  2. Artikel 475c, tweede tot en met vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke

Rechtsvordering geldt tot twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van deze wet niet voor een beslag dat is gelegd voor de datum van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel.

 Met als toelichting

Uitgangspunt bij dit overgangsrecht is dat met ingang van de inwerkingtredingdatum van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet alle lopende en nieuw te leggen beslagen dienen te voldoen aan het nieuwe recht (onmiddellijke werking). Voor lopende beslagen is op twee punten in uitgestelde werking voorzien, te weten bij de berekening van de beslagvrije voet en bij het hanteren van de verplichte volgorde bij het leggen van beslag op een periodieke vordering tot betaling. Voor de berekening van de beslagvrije voet geldt dat de coördinerende deurwaarder de onder het oude recht vastgestelde beslagvrije voet mag blijven hanteren totdat een van de in artikel 475d, vierde lid, Rv bedoelde situaties zich voordoet.

(..)

Onder het nieuwe recht dient er een volgorde te worden gevolgd bij het leggen van beslag op periodieke vorderingen tot betaling. Lopende beslagen hoeven hier pas twaalf maanden na inwerkingtreding van de wet aan te voldoen. Naar verwachting zullen de meeste beslagen na twaalf maanden zijn afgehandeld zodat de administratieve lasten beperkt zullen blijven. Op grond van de overgangsbepaling voldoen alle beslagen na twaalf maanden geheel aan het nieuwe recht. Een in strijd met de wet gelegd beslag is nietig.

 Die laatste zin is intussen niet meer relevant: er staat nu in 475c lid 6 dat een beslag dat in strijd met de wet is gelegd vernietigbaar is. Wat dat voor gekke gevolgen gaat hebben: ik weet het niet maar verwacht dat kort na de inwerkingtreding schuldenaren massaal om verhoging van de beslagvrije voet zullen vragen…

De komende tijd zal iedereen gaan rekenen zodra het rekentool beschikbaar is want die missen we nog. De tijd dat op de beroepsopleiding een som over de beslagvrije voet gegeven kon worden zal nu snel voorbij zijn.

UWV en de applicatiebouwers zijn nu aan zet…

 

[1] http://wetten.overheid.nl/BWBR0024096/2017-01-01