In 2012 is de wet gemeentelijke schuldhulpverlening (kamerstuk 32291) in werking getreden. Die wet bevatte een voor de praktijk zeer vergaande bepaling

 Artikel 5 Moratorium

  1. Het college kan de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af te kondigen, waarin elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de schuldenaar en tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden niet kan worden uitgeoefend, voor een periode van maximaal zes maanden.
  2. Een afkoelingsperiode als bedoeld in het eerste lid wordt slechts afgekondigd indien deze periode noodzakelijk is in het kader van schuldhulpverlening en indien is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde nadere voorwaarden.
  3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen verplichtingen worden aangewezen die door de schuldenaar tijdens de afkoelingsperiode, bedoeld in het eerste lid, worden nagekomen.

Dit artikel was er in gekomen door het Amendement Spekman-Sterk en werd als volgt toegelicht:

Met dit amendement wordt beoogd om in de schuldhulpverlening de beschikking te krijgen over een wettelijk breed moratorium. Dit moratorium kan als een uitbreiding op het huidige zogenaamde «smalle» moratorium in de Faillisementswet worden gezien. Deze uitbreiding houdt in dat ook beslag, executoriale verkoop en verrekening moeten kunnen worden opgeschort.

Doel van een wettelijk moratorium is dat de schuldhulpverlening in het kader van een minnelijk schuldhulpverleningstraject de gelegenheid en tijd krijgt om samen met de schuldenaar en de schuldeisers een goede schuldregeling tot stand te brengen. Soms is het dan noodzakelijk om een pas op de plaats te maken. Dat is niet alleen in het belang van de schuldenaar, die de schulden niet onnodig verder ziet oplopen met incassokosten, maar ook van de schuldhulpverlening. Het bestaande instrumentarium blijkt soms te tijdrovend en niet toereikend genoeg om vanuit de schuldhulpverlening te kunnen handelen als een schuldeiser als enige niet bereid is tot medewerking.

Het instrument van een moratorium mag alleen gebruikt worden in geval dat ondanks het dringende verzoek van de schuldhulpverlening geen opschorting van de kostenverhogende maatregelen plaatsvindt en dient dus alleen als ultimum remedium te worden toegepast. Het instrument kan alleen worden ingezet als de schuldeiser en de schuldenaar niet tot overeenstemming kunnen komen en er sprake is van een acute forse financiële schuldenproblematiek.

Bij algemene maatregel van bestuur worden voorts nadere voorwaarden gesteld. In deze AMvB zal in elk geval moeten worden opgenomen dat de verzoeker alleen gebruik kan maken van het moratorium indien hij voor de eerste maal gebruik maakt van gemeentelijke schuldhulpverlening; en dat de schuldeiser of zijn brancheorganisatie niet bij een convenant is aangesloten.

Het werd aangenomen maar trad niet in werking want wat stond in de toelichting bij Stb. 2012,132:

Artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening dat betrekking heeft op het moratorium kan nog niet op 1 juli 2012 in werking treden omdat de procesrechtelijke aspecten die verband houden met het afkondigen van het moratorium, wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereisen. Die wetswijziging is thans in voorbereiding. Voorts zal over de algemene maatregel van bestuur, die op grond van het tweede lid van artikel 5 zal worden vastgesteld, en waarin zal worden bepaald aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een afkoelingsperiode te kunnen afkondigen, een groot aantal instanties worden geconsulteerd, zodat inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur met ingang van 1 juli 2012 niet in de rede ligt. Tot slot moeten de kosten van de rechterlijke macht die zijn gemoeid met het moratorium worden gefinancierd uit de opbrengsten van het bij koninklijke boodschap van 28 oktober 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en enige andere wetten in verband met de verhoging van griffierechten (Kamerstukken 33 071), zoals aangegeven in de toelichting op het amendement over de invoering van een moratorium van de leden Sterk en Spekman (Kamerstukken II 2010/2011, 32 291, nr. 49). Dit wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer der Staten Generaal. Het streven is erop gericht dat artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening op 1 januari 2013 in werking zal kunnen treden.

 Die financieringsbron is er nooit gekomen want ontwerp 33071 is ingetrokken.

Het Kamerlid Schouten van de CU heeft duidelijk de smaak te pakken en diende een initiatief wetsontwerp (kamerstuk 34450) in (naar haar mening) nu eindelijk art. 5 ingevoerd te krijgen. De toelichting spreekt boekdelen:

Tot op heden is het koninklijk besluit met betrekking tot dit artikel echter niet geslagen. Dit wetsvoorstel voorziet alsnog in inwerkingtreding, zodra deze initiatiefwet tot wet is verheven.

Op 25 april 2014 kondigde de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid al aan te verwachten “dat het moratorium in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in de loop van 2016 in werking kan treden.”2 De initiatiefnemers sluiten zich bij dit voornemen aan met het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Zij menen dat de ernstige toename van

schuldenproblematiek (1 op de vijf huishoudens heeft problematische schulden) en een toenemend beroep op vormen van schuldhulpverlening een goede en spoedige regeling van het wettelijk moratorium rechtvaardigt. Het ontbreken van een breed wettelijk moratorium is nu een obstakel in de aanpak van ernstige schuldenproblematiek. Omdat op dit moment nog steeds geen datum bekend is waarop het wettelijk moratorium mogelijk wordt, menen de initiatiefnemers dat het met het oog op de hiervoor genoemde omstandigheden zeer noodzakelijk is om de stap te nemen tot een wettelijke regeling van inwerkingtreding. Tevens

zijn de initiatiefnemers van mening dat het onwenselijk is artikelen in de wet op te nemen die vervolgens niet of niet tijdig ingaan.

De initiatiefnemers constateren dat de staatssecretaris inmiddels heeft aangegeven nieuwe wetgeving te willen voorbereiden met betrekking tot het wettelijk moratorium. De initiatiefnemers zien niet in waarom nieuwe wetgeving noodzakelijk is, omdat in de huidige wet al een regeling voor een breed wettelijk moratorium is getroffen, die enkel nog in werking hoeft te worden gesteld. Met een wetstraject waarin een nieuwe bepaling rond het wettelijk moratorium wordt voorgesteld, dreigt onnodige vertraging. Dat is onwenselijk. Daarom beperken de initiatiefnemers zich tot een inwerkingtredingstraject. Het is voor mensen met ernstige schulden immers van essentieel belang dat zij uitzicht krijgen op een weg uit de schulden en dat hen hoop wordt geboden.

De indieners zetten de staatssecretaris voor het blok. Een moratorium zie ik niet als een groot kwaad maar 6 maanden is wel heel dol: het kan ook schuldeisers ernstig schaden. Je vraagt je intussen ook af waar het wetsontwerp tot implementatie van het pre-advies beslagverbod roerende zaken blijft…