Op 1 januari 2016 treedt wet verbeterde werking Vormerkung bij beslag (Stb. 2015, 396) in werking. Deze wet wijzigt Rv op een aantal punten en zou de problemen rond het systeem moeten oplossen, althans dat is de bedoeling van de wetgever.

De Vormerkung moet worden afgeschaft, dat was overigens de terechte opmerking van Oscar Jans, bestuurslid van de KBvG, in zijn reactie op het consultatiedocument betreffende wijziging van het systeem van de Vormerkung van art. 7:3 BW.
Jans betoogde, niet zonder reden, dat de Vormerkung iets is dat niet in ons executie en beslagrecht thuishoort. Het is na een martelgang van bijna 10 jaar in 2003 in het BW gepropt en betekent een forse verstoring van het paritas creditorum. De koper van een registergoed kan die koop laten inschrijven en hoeft zich daarna (zeer kort door de bocht) niets aan te trekken van beslag of faillissement ten laste van de verkoper.
Broekveldt heeft zich in het WPNR uitgebreid over de figuur uitgelaten en hij voorspelde niet zonder reden problemen omdat een dergelijk gedrocht haaks staat op ons beslagrecht. Dat laatste is, voor alle duidelijkheid, ook mijn mening.
Recent merkte Jeroen Nijenhuis in de Gerechtsdeurwaarder terecht op dat de wetgever zich al bijna 30 jaar niet meer serieus bezig heeft gehouden met ons beslag- en executierecht. Bij tijd en wijle wordt er ad hoc iets gedaan en de Vormerkung reken ik daar ook toe.

De Vormerkung heeft sinds de invoering in 2003 aanleiding gegeven tot 3 arresten van de HR, in 2008, 2010  en 2013. De laatste 2 arresten betroffen een derde-beslag onder de koper (HR 8 oktober 2010, LJN: BN1252, HR 12 juli 2013, LJN: BZ9959).

De  Minister overweegt in de MvT op het ontwerp tot aanpassing (ontwerp 34148):
(..)
In de praktijk blijkt deze bescherming bij een executoriaal of conservatoir beslag op een onroerende zaak niet goed te functioneren. Schuldeisers van de verkoper kunnen de geboden bescherming ontwijken door in plaats van beslag op de onroerende zaak, derdenbeslag te leggen op de koopsom. Dit kan door derdenbeslag op de koopsom onder de koper te leggen of onder de notaris die de ontvangen koopsom ten behoeve van de levering onder zich houdt. Het gevolg van een beslag op de koopsom onder de koper is dat de koper de koopsom voor de levering niet meer bevrijdend aan de notaris kan betalen. De verkoper zal de onroerende zaak niet willen leveren voordat de notaris de koopsom van de koper heeft ontvangen. Er ontstaat een patstelling en de levering komt tot stilstand. Dit maakt de bescherming ongedaan, waarvoor de koper aanvankelijk zijn koopovereenkomst had ingeschreven.

Hoe is het allemaal zover gekomen? Beslagleggers stuit(t)en op de Vormerkung en gaan uiteraard proberen hun rechten toch veilig te stellen. In de praktijk betekende dat vaak a) beslag op de onroerende zaak voor het geval de 6 maanden termijn zou verlopen, b) beslag onder de transporterende notaris op het surplus en  c) beslag onder de koper.
Met name dat laatste is lang een probleem geweest omdat voorzieningenrechters een verzoek tot het leggen van zo’n (conservatoor) beslag vaak weigerden. Het toppunt was dat voorzieningenrechters op een gegeven moment 2 tegenstrijdige annotaties (Broekveldt en van Mierlo) op zich af kregen bij het arrest uit 2010 en toen begrijpelijkerwijs in de beslagsyllabus de weg van de minste weerstand kozen: geen verlof. Sommige rechters stonden het echter  wel toe en dat heeft tot de arresten uit 2010 en 2013 geleid.

Het arrest uit 2010 is door V&J opgepakt en men is gaan onderzoeken hoe vaak het probleem zich voordeed. Dat bleek weinig te zijn: enkel de KBvG had er zicht op en heeft V&J informatie verschaft. Het arrest uit 2013 spoorde V&J tot (nog meer) actie aan en in oktober 2013 is er een expertmeeting gehouden die leidde tot een consultatie in 2014.

Hoe heeft men het nu opgelost? In een nutshell:
Men past 475 Rv aan:

(..)
Na artikel 475 lid 1, onderdeel d, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  1. een vermelding dat in weerwil van het beslag de koopsom aan de notaris kan worden betaald, in geval het beslag is gelegd op de vordering tot betaling van de koopsom van een onroerende zaak, nadat de koop van de zaak is ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, op de wijze die is voorgeschreven in artikel 3 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

 en voegt (onder meer) een nieuw artikel toe:

Artikel 507b Rv

  1. Een beslag gelegd op een onroerende zaak nadat de koop van de zaak is ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, op de wijze die is voorgeschreven in artikel 3 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, rust na de levering van de zaak op het deel van de koopprijs dat de notaris ten behoeve van de verkoper onder zich houdt, op voorwaarde dat de levering heeft plaatsgevonden binnen de termijn genoemd in lid 4 van artikel 3 van Boek 7.
  2. De artikelen 475i, 476–478 zijn van overeenkomstige toepassing.

Vooral deze laatste bepaling is cruciaal want die zorgt er waarschijnlijk voor dat men geen beslag meer onder de koper legt maar wel op het vastgoed. Door deze bepaling vindt feitelijk (dus formeel niet!) conversie plaats van een beslag op onroerende zaken  in een derde beslag onder de notaris die het transport moet afwikkelen.

Let wel: de verstoring van het paritas creditorum blijft. Beslagleggers van voor de Vormerkung blijven spekkoper.