Het nogal oppervlakkige rapport van de ACM[1] haalde donderdag 5 november 2015 uitgebreid de pers en leidde meteen tot Kamervragen.

De conclusies waren:                                                                                                                                                                           Na onderzoek concludeert ACM dat consumenten financieel gedupeerd raken door en emotionele stress ondervinden van de handelswijze van incassobureaus. ACM ziet drie concrete problemen:

  • Incassobureaus confronteren consumenten met onterechte of verjaarde vorderingen.
  • Incassobureaus confronteren consumenten met onterechte kosten en/of niet inzichtelijke kosten.
  • Incassobureaus zetten consumenten op ontoelaatbare wijze onder druk om hun vorderingen te voldoen.

ACM vindt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat deze problemen op regelmatige basis voorkomen. En dat deze problematiek aangepakt en opgelost moet worden.

Wat in de pers geen aandacht kreeg (men noemt het wel) dat de invordering van fiscus en CJIB buiten het onderzoek valt: de gemiddelde consument zal daar vaak nog veel meer last van hebben, maar het is natuurlijk wat lastig voor de ACM om het gedrag van de werkgever te onderzoeken. Overigens zullen die instanties in de praktijk ook niet vaak dreigen terwijl zij niet kunnen bijten. Al was het maar omdat als bijten niet kan, de overheid de wet wel aanpast zodat het alsnog kan. Sancties met dwangsommen tegen V&J en Financiën zouden het overigens goed doen. Maar genoeg retoriek.

De vraag is wat toelaatbare en ontoelaatbare druk is. In o.a. Australië heeft men heel duidelijke regels:

– Derden in kennis stellen van de schuld. Daaronder valt ook de partner of familieleden;

– Gebruik maken van sociale media of e-mail als men geen zekerheid heeft dat enkel de schuldenaar die uitleest;

– Gebruik maken van communicatiemiddelen waarvan de schuldenaar heeft verzocht die niet te gebruiken;

– Onjuiste informatie geven over hun hoedanigheid. Doe je dus niet voor als deurwaarder als je dat niet bent;

– De schuldenaar constant lastig vallen (iedere dag);

– Achter een incasso aan blijven zitten als deze betwist is en de schuldeiser zijn gelijk niet kan bewijzen. Men moet dan gerechtelijk gaan.

Dat laatste zal men niet zo snel doen gezien de hoogte van de griffierechten constateert ook de ACM. Opmerkelijk, om niet te zeggen onjuist is het in een zin noemen van onterechte en verjaarde vorderingen. Dat zijn namelijk zeer verschillende grootheden en het is altijd de rechter die moet vaststellen of een vordering (on)terecht dan wel verjaard is. Het rapport zwijgt volledig over eventuele contacten met schuldeisers. Verder  heeft men het  over administratieproblemen bij schuldenaren. Die zorg is terecht maar als men op tijd betaalt ontstaat het probleem ook niet.

Verjaring is een groot goed maar heel wat schuldeisers zouden op tilt gaan als het strak werd toegepast maar ja, schuldeisers die een hoog zieligheidsgehalte hebben zijn immers veel aaibaarder dan die akelige grote schuldeisers.

De ACM gaat opletten maar men laat het duidelijk aan de markt over en dat gaat niet werken, zoals het in het verleden ook niet werkte.

Er moeten duidelijke sancties komen zoals men in veel landen al sinds jaar en dag toepast en dan is vooral te danken aan sancties die de schuldeiser zelf raken als de incassopartner niet deugt want dat werkt het beste. De WIK heeft voor een deel gewerkt maar dan wel bij dat segment dat zich al fatsoenlijk gedroeg: de gerechtsdeurwaarders.

Opmerkelijk is wel dat de ACM constateert dat de beweging in 2012 om incasso in eigen hand te nemen (grote bedrijven zetten eigen afdelingen op) is gestopt en dat men weer meer extern uitzet. Dat bewijst duidelijk dat outsourcen goedkoper is.

[1]  https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/14891/Een-onderzoek-naar-de-handelspraktijken-van-incassobureaus/